“Het is maandagochtend, de wekker gunt mij nog 2 minuten slaap. Twee minuten, 120 seconden… Ze lijken eeuwig te duren. Net als afgelopen nacht. Zoals elke nacht eigenlijk.
In mijn ochtendjas loop ik naar de slaapkamer. Op de grond ligt een verlaten matras. Het dekbed verfrommeld, het kussen ernaast. De geur van slaap overvalt me. Zoals altijd eigenlijk.
Op mijn tenen loop ik terug naar boven. Zachtjes en voorzichtig open ik de deur van de badkamer. Schichtig kijk ik in de rondte. Niets. Helemaal niets. Het is als altijd, zoals elke ochtend eigenlijk.
Ik ben op mijn hoede, elke seconde van de dag. De nachtmerries lijken waarheid te worden. De nachten worden korter, de dagen langer. Mijn hoofd ontploft. Kon ik het maar. Ja, kon ik het maar.
Het besef wordt duidelijker, het begrip minder. Daar lag je. Op de koude vloer. De natte plek op de grond verhuld de vele tranen. Het spijt me. Kon ik maar wat doen. Ik denk aan je, zoals elke dag eigenlijk.”