Divorce Hotel

Hoe zal het zijn. Het idee krijgen dat je je moeilijkste periode in je leven doorbrengt in een hotel. Om vervolgens 48 uur de tijd te krijgen met een stuk of 15 camera’s voor je snufferd je hele hebben en houden te verdelen tussen jou en je toekomstige ex-partner. Met alle escapades waarom het huwelijk niet stand heeft gehouden, buiten beeld gehouden. Want dames en heren, ik heet u van harte welkom in het Divorce Hotel. Ik hang uw jassen op, zorg voor een perfect ontbijtje op uw kamer met de meest lekkere bubbeltjeswijn in het veel te grote bubbelbad. Ik ben Kelsey en ik heet u van harte welkom in het Divorce Hotel!

Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik heb mijn TV zo ongeveer verbannen uit de woonkamer. Sinds een week of twee zijn er programma’s te bekijken waar ik mijn ogen niet aan wil blootstellen. Ik heb het hier niet over 18+ filmpjes op de late avond, maar meer over het verschrikkelijke –ja, dat vind ik echt- programma ‘Divorce Hotel’. Ik ben bang geworden van dat programma. Het feit dat je inboedel binnen 2 dagen (lees  48 uur: acht en veertig uur!!) verdeeld moet worden , komt meer over als een eerste klas spookhuis. Waarin je wordt ontvangen door zombies met gebroken schedels, je eten bestaat uit kruipende wormen en je wijntje bestaat uit vers bloed. Heerlijk, dat Divorce Hotel. Nou meneer de RTL-baas. Goed gedaan hoor, beetje commerciële shit uit andermans leed halen. Wat kan ik mij ontzettend boos maken over dit soort shit-programma’s. Om dan nog maar te zwijgen over de ruzies die open en bloot op de TV worden besproken. Over zijn nieuwe vriendin, en haar schulden. Over zijn stinkende sokken, en haar schoonmaakbuien. Zij blijkt een leugenaar en hij een vreemdgaander. En dat op de nationale televisie. Chapeau meneer de RTL-baas!

Nu heb ik mezelf de opdracht gegeven om hier een zinnige column over te schrijven, zonder meteen in de aanval te schieten. Maar lieve Pinedo’s (bewoners van Villa Pinedo.nl, red.), ik kan het niet. Het Divorce Hotel waarin je je scheiding regelt in een hotel, waarin je wordt ontvangen door mooie, gelukkige mensen. Maar waar je wordt omringt door camera’s en je luxe droom ineens wordt verwoest door enge zombies en rondkruipende wormen. Waarin je levenspartner ineens je vuurspuwende draak wordt, en jij de vieze heks. Waarin jij om hulp roept, en RTL geld vangt om jouw tranen. Welkom in het Divorce Hotel!

Een nieuwe bril

Twee weken geleden voegde ik de daad bij het woord en heb mijn ogen laten opnemen. Een impulsief bezoekje aan de opticien bleef niet onbestraft; ik bleek een beetje scheel. Nu begreep ik waar die hoofdpijn al die tijd vandaan kwam! Ik schuw geen bril, en zeker niet van een montuurtje uit de collectie van Elton John maar toch… Ineens moest ik een bril.

Nu, twee weken later, siert er een bril met een nerdie-nerd montuurtje op mijn neus. Zo eentje waar je een paar jaar geleden niet mee de straat op durfde. Twee vergrootglazen met een zwart randje balanceren tussen mijn neus en oren. En werkelijk; de wereld ziet er beter uit met bril en heeft mijn wereldperspectief verandert.

Ik voel me een beetje als ‘dat kleine meisje wat eindelijk heeft gevonden waarnaar ze zolang zocht’. Haar zicht werd ooit belemmerd door het gevecht waar ze samen met haar ouders instond. Ze balanceerde tussen haar ouders, die de ander keer op keer onder een vergrootglas legde. Diezelfde vergrootglazen met hetzelfde zwarte randje.

Nu, jaren later, heeft dat kleine meisje een bril. Die de balans heeft gevonden tussen oren en neus. De balans tussen papa en mama, tussen verstand en gevoel. Een bril, waardoor ze niet meer ziet wat er niet kan, maar alleen maar ziet wat er wél kan. En wat voor bril is het precies? Het is er één die haar blik op haar ouders positief veranderde.

Het is tijd om je echtscheiding anders te bekijken.
Alsjeblieft, een bril cadeau!

Vakantieliefde

Dus, daar zitten we dan. Romantisch aan het water in Venetië, glaasje wijn. Italiaanse straatmuzikanten op de achtergrond, een paar kaarsjes op tafel, een gastvriendelijke ober met een hakkelend Engels accent. Heerlijk, vakantie. Totdat blijkt dat de ander geen tekst meer heeft.

Het jaar 2014 is net anderhalve maand aan de gang, maar menig mens is alweer toe aan vakantie. Niet vreemd, want de torenhoge verwachtingen en goede voornemens sprongen dit jaar weer uit de grond als paddenstoelen. Ik doe daar niet aan mee. Nee, ik heb betere dingen te doen. Mijn voornemen dit jaar is om geen voornemen te hebben. Om behalve aan mezelf, óók eens aan een ander te denken. In het bijzonder in deze krokusvakantie.

In de vakanties strandden de meeste relaties is uit onderzoek gebleken. Niet alleen kan ik daar uit onderzoekjes op papier over meepraten, mijn ouders behoorden ook tot deze groep. Na elke vakantie krijgen echtscheidingsadvocaten het weer reuze druk: vakantie zorgt voor een explosie aan echtscheidingen.

Daar is iets bij voor te stellen. Veel ouders leven redelijk zorgeloos langs elkaar heen, omdat ze het te druk hebben met zichzelf, met hun baan, of met ons als kinderen. Wanneer de vakantie aanbreekt zijn de verwachtingen dan ook hooggespannen: eindelijk, vakantie! En dan zit je dus ineens samen, aan de witte zoete wijn, met een té leuke ober aan de rand van Venetië en blijkt de ander geen tekst meer te hebben. Shakespeare wist er wel raad mee.

Helaas is dit keiharde werkelijkheid. Ik weet niet hoe het met jullie gesteld is, maar vakantie is voor een gezin met gescheiden ouders een geregel dat geen vakantie meer te noemen is. Waarin de één op maandag naar papa gaat (want dinsdag moet ik voetballen..), gaat de ander op dinsdag (want maandag had ik met vriendinnen afgesproken), en ik.. Ik ga niet. Ik laat me niet meeslepen in de sleur die vakanties met zich meebrengen. Nee, ík ga naar papa op dagen dat ik even een knuffel nodig heb die alleen mijn vader kan zo geven. En wanneer ik weer zin heb in een goed potje vrouwengebrabbel, dan ga ik naar terug mijn moeder. Want de vakantie is bij uitstek de periode waarin ik de liefde van mijn ouders bewust opzoek. Heerlijk, niet eens aan mezelf denken, maar aan hen. De mensen die mij met veel liefde op de wereld hebben gezet!

Het échte HEMA-gevoel

‘Kels?’, hoor ik hem vanachter de kledingrekken zeggen. ‘Is dit niet wat?’ Mijn ogen zien niet meer dan een klein stukje stof met een heleboel kant. Even besef ik waarom ik nooit mannen meeneem om te winkelen. Het verschil tussen wat-wil-ik-dat-jij-draagt en wat-is-gangbaar is totáááál verdwenen bij het winkelend mannelijk volk. Maargoed, ik had hem beloofd niet teveel af te wijzen.

Dus daar sta ik dan, in een bunny-pakje wat geen bunny-pakje meer genoemd mag worden. Veel liever had ik in de HEMA gestaan. Daar weet je tenminste altijd dat je iets past, wat er ook nog eens degelijk uitziet. Ik zou niet eens meer weten hoe deze winkel heet. Al is dat het minste waar ik me zorgen over maak. Het feit dat ik me nu amper in de spiegel durf aan de kijken, zegt geloof ik al genoeg. ‘Eh.. liefje? Lijkt je dit wel mooi?’ probeer ik nog enigszins te vragen, hopend op een negatief antwoord met een lichtelijk cynische ondertoon. ‘Tuurlijk lieverd, ik heb wat veel beters voor je’, hoop ik van hem te horen. Om daarbij een dikke coltrui aangegeven te krijgen zónder gaten. Helaas weet ik inmiddels hoe mannen denken. Ik haal nog eens diep adem.

Gelukkig is de mevrouw van de winkel heel lief. ‘Ach lieverd, ik zie dat dit niet helemaal is wat je zoekt. Ik heb iets veel beters voor je’ hoor ik haar zeggen met een plat Haags accent. Voor even voel ik me gerust gesteld. Deze vrouw weet dus wél wat ik leuk vind! Mijn statement is duidelijk: mannen moet je niet meenemen tijdens het shoppen.

Mijn humeur is helaas tot het vriespunt gedaald. Dit is niet de wijze waarop ik wilde gaan winkelen vandaag. Gelukkig staan bunnypakjes me helemaal niet. Dat voelt op z’n minst als een persoonlijke overwinning. ‘Kom, we gaan’. Zeg ik zo bot mogelijk tegen m’n lief. ‘Zullen we wat gaan drinken? Bij de HEMA misschien?’ Alleen het woordje al. Ik voel een euforisch gevoel opkomen.

‘Kels?’, hoor ik hem weer zeggen vanachter de kledingrekken. ‘Dit is beter he?’. En hij houdt een degelijk zwart HEMA-singlet de lucht in. Dat ziet er veel beter uit. Nog even het goede maatje zoeken en het is van mij. Nog nooit heb ik me zo veilig gevoeld in een simpel singlet.

‘Dat wordt dan €9.99.’ zegt de caissière. ‘Had u misschien nog een HEMA-voordeelkaart? Daarmee spaart u voor spannende acties!’ ‘Nee, danku. Hoor ik het vriendjelief zeggen. ‘Vandaag was al spannend genoeg. En tenslotte heeft ze nu 2 leuke stringlets.’ Ik voel mijn hoofd rood worden. Stringlets?? Ik ga nóóóit meer shoppen met mannen!

De evolutionaire man

Ik word lesbisch. Ik ben het niet, maar ik kan het vast worden. De laatste tijd is me het verschil tussen mannen en vrouwen pijnlijk duidelijk geworden. Zo kwam ik erachter dat vrouwen gezellig kletsen, maar bij mannen wordt het al gauw brullen. Vrouwen zijn subtiel, mannen hard. Vrouwen knuffelen, mannen seksen. Vrouwen doen de was, het huishouden en zorgen voor de kinderen. En de mannen… Ja, wat doen zij eigenlijk?

Het is een gegeven dat mannen zijn gemaakt om te zorgen voor de vrouw. Niet voor niets spreekt de Bijbel over het gegeven dat God eerst de man schiep, en daarna pas de vrouw. Conclusie: de man is gemaakt om de vrouw te helpen. Nou, heren. Waar blijft jullie evolutionaire hulp? Mannen kunnen overigens als de beste overal een uitdaging in zien. Zo is het blijkbaar een wedstrijd in hoeveel tijd zij hun vriendin gek kunnen maken door de wc-bril wéér niet naar beneden te halen, of het dopje van de tandpasta vergeten. En dan heb ik het nog niet eens over  het aantal decibel dat wordt gecreëerd voor de televisie. Het is maar goed dat de televisie geen oren heeft, de gehoorapparaatjes waren vast niet aan te slepen. Mannen kunnen als de beste schreeuwen wanneer hun favoriete voetbalclub het winnende doelpunt nét mist. Of nog erger: wanneer ze wél scoren! De bakstenen muur wordt uit zijn fundering geblazen, evenals de barstende raamkozijnen. Het is dezelfde Bijbelse man met een evolutionair gegroeide testosteron-drift.

Helaas komt deze drift niet naar boven bij het aanschouwen van een berg met wasgoed. Maar misschien is dat maar beter ook. Want mannen en de was – het is als vrouwen met een voetbal; het klopt niet. Nadat zijn sokken lichtblauw uit de was kwamen door mijn foutje, moest en zou meneer zijn eigen was doen. ‘Hé Kels..’ hoor ik hem schreeuwen van achter de bijkeuken. ‘Op hoeveel graden moeten mijn sportsokken en voetbalshirt gewassen worden?’ ‘Wat staat erop?’ riep ik even hard terug. Even viel er een stilte, toen antwoordde hij: ‘Ehh.. Adidas!’

God is dood

De Britse natuurkundige Stephen Hawking beweerde in zijn laatste boek dat God niet gezien moet worden als een wezen wat je kunt aanroepen en vragen stellen. Dat was hem als agnost nogal tegengevallen. Gelukkig weet mijn nichtje Lotte beter. Zij gelooft voor de volle 100% in het bestaan van God. Juf Minke heeft haar immers over God vertelt en Lotte beschouwt haar juf als haar persoonlijke God. Iets wat mij als haar nichtje behoorlijk beangstigd. Gisteravond zat ze vol geloof naar de hemel te staren. ‘Ga even weg Kelsey’, zei ze. ‘Waarom?’ vroeg ik verbaasd. ‘Ik moet even met God praten’, antwoordde ze terug. Een kleine grinnik ontsnapte uit mijn mond. Begripvol deed ik een stapje achteruit en luisterde mee vanuit de hoek van haar kamer. ‘Lieve God’ begon ze terwijl ze haar handen in elkaar vouwde. ‘Kunt u mij horen? Ik hoor u in ieder geval wel. Ik wens dat iedereen op aarde tegen elkaar lief is. Ook op andere planeten zoals Pluto. Zo heet de hond van Mickey Mouse trouwens ook God’, zegt ze lacherig. ‘Maar ik wens vooral op aarde dat iedereen aardig is, want vandaag was Kelsey boos op mij.’ Nou, lekker is dat, dacht ik. Word ik door mijn bloedeigen nichtje aangegeven bij de hoogste baas. ‘Maar dat was mijn eigen schuld hoor’, vervolgd ze. ‘Ik heb al sorry gezegd’. Mooi, brabbelde ik in mezelf. Het lijkt me dat God dringendere zaken aan zijn hoofd heeft.

‘Ehm, Lot, ben je nu klaar?’ vroeg ik vanachter het muurtje. ‘Kehels’, zei ze geïrriteerd. ‘Laat me nou even alleen met God. Hij wil ook met mij praten’. Da’s mooi, dacht ik. Wat heeft hij tegen je te zeggen? Beter naar Kelsey luisteren? Enfin, gebiologeerd luister ik verder naar Lotte’s gebrabbel. ‘Hallo God, daar was ik weer’ gaat Lotte verder. ‘Hij heeft het daarboven wel druk hoor’, zeg ik hardop naar Lotte. ‘Nou en, God luistert naar iedereen Kelsey!’ Tja, daar had ik natuurlijk niet veel meer of minder op te zeggen. Als oud-studente van een religiestudie mag ik haar spirituele groei natuurlijk niet in de weg staan. ‘Vandaag werd ik gepest door een jongen uit mijn klas. Hij heeft me zelfs geslagen. Maar ik heb teruggeslagen hoor God. Want Kelsey zegt dat je mag terugslaan als iemand je slaat’. ‘Ja, nu is het goed hoor Lotte!’ Zeg ik en ik stap absurpt haar kamer in. ‘Kom, slapen Lot’, zeg ik iets te geïrriteerd. ‘Nou God, ik ga. Tot morgen!’ Volledig verbijsterd kijk ik naar mijn devote nichtje totdat ik iemand aan mijn jasje voel trekken.

‘Hé! Wat doe jij nou weer uit bed?’ Lotte’s broertje Niels negeerde mijn vraag, alsof hij nooit iets anders doet. ‘Met wie praat Lotte?’ zegt Niels verbijsterd. ‘Met God’ zeg ik met een stalen gezicht terwijl ik mijn best doe de twee gebiologeerde kinderen in bed te krijgen. ‘En? Zegt God wat terug?’ Zegt Niels vol overgave. ‘God zegt niks terug, maar hij hoort alles. Toch Kelsey?’ zegt Lotte. Ik knik. ‘God woont in de hemel’, gaat Lotte verder. ‘En daar woont oma ook. Want de hemel is waar je naar toe gaat als je dood bent. God is ook dood.’ Oei, dacht ik, op dat punt is Lotte nog niet helemaal Bijbelvast. Maarja, het eeuwige leven is natuurlijk een moeilijk thema voor een meisje dat net vier is geworden. Ineens bedenk ik wat mijn favoriete godsdienstleraar ooit eens wijs zei: ‘Het enige waar de hemel iets aan heeft is het geloof van de mens. Aan kennis heeft de hemel niets.’ Ik denk dat ik ook maar eens even met God moet praten.

Ochtendmens

Ik ben nooit echt een ochtendmens geweest, maar de laatste maanden wordt mijn aversie tegen vroeg opstaan steeds groter. Om te beginnen komt het geluid van mijn wekker binnen alsof er een rijtje ambulances naast me staan te joelen. Terwijl goede vrienden opstaan alsof ze in een slechte James Bond-film zitten (sta op of ik schiet!), lijkt het erop alsof ik meer uitvalverschijnselen heb: – Huh, waar ben ik? Wie ben ik? En, wiens bed is dit? –. Sinds mijn ochtenddementie is mijn snooze-button zonder twijfel mijn grootste vriend geworden.

De sirenes van de ambulances zijn na een half uur veranderd in één ambulance met enkel wat opstart,- en accuproblemen. Iets waar ik me in zekere mate mee durf te identificeren. Helaas worden vriendjes niet standaard afgeleverd met zo’n fijne snooze-button. Waar ik mijn accu eerst dien op te laden door middel van een warme douche op een zoveel mogelijk sociaal afgelegen plek, stamelt mijn liefdevolle vriendje al zijn tentamenstof hardop voor in de kunstmatig van licht voorziene woonkamer. Ik ben dan ook meer een avondmens. ’s Avonds in bed liggen met een warme eendendonzen deken en genieten van een dik boek, is meer mijn ding. Bijkomend gevolg is dan wel dat ik me maandag tot en met vrijdag bevind in een volstrekt onvrijwillige jetlag. Ik kan mezelf niet om half zeven aanzetten, daarvoor moet ik mij eerst in een oplader wurmen in de vorm van innerlijke slaapmeditatie.

Ik vergelijk mezelf daarom weleens met een paspop. In de ochtend lijkt alles op een afstand helemaal te kloppen, maar wanneer je dichterbij komt lijkt mijn gezicht meer vervangen door een stalen gezicht dat nergens van onder de indruk lijkt te zijn. Ik ben een echt avondmens. Als de oorlog zou uitbreken in de ochtend, zou het grootste geweld me ontgaan. Het hele land wordt ondersteboven geblazen door willekeurig vallende bommen en ik schenk in alle rust een glaasje ranja in. Begrijp me niet verkeerd: ik hoop dat het nooit zover zal komen, maar mochten we ooit op dat punt belanden, bel dan alsjeblieft even aan als je in de buurt bent op weg naar wat meer veiligheid. Ik ben ervan overtuigd dat avondmensen het namelijk niet goed doen in de ochtend. Tenminste, ik vermoed van niet. Meestal gaat mijn lampje pas om een uur of twaalf op groen en in de middag zwiert mijn geest dan eindelijk wat zinnige dingen op papier.

Volgens een artikel in een Amerikaans psychologiemagazine schijnt het gedrag van avondmensen in de ochtend heel normaal te zijn. Het artikel stelt me nog verder gerust. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat het etiket avond- of ochtendmens genetisch bepaald is, dus kan ik simpelweg de schuld geven aan mijn voorouders. Heerlijk, met een vinger wijzen naar het verleden; wetenschappelijk verantwoord mijn schuldgevoel laten verdwijnen. Dat kan ik dan weer wél in de ochtend.

Het kasteel van de Koning

“Waar woon jij?”, was het eerste wat mijn iets te bijdehante nichtje van 4 vraagt op de verjaardag van mijn verre oom. “Thuis”, antwoordde ik. Even werd er niets gezegd. Haar kleine oogjes spraken boekdelen. Niet lang daarna liep ik samen met haar de Grote Markt over. Op zoek naar andere ‘thuizen’. Het ene thuis was het andere niet, en daar was Lotte het met me eens. Lichtjes, kaarsjes, elk huis had een ander thuis.

We liepen naar het Grote Kerkhof. Kleine ‘thuizen’ werden vervangen voor grote. Grote mensen zaten op stoeltjes koffie te drinken voor ‘thuizen’. Ik probeerde Lotte uit te leggen dat deze ‘thuizen’ café’s heten en dat je er drinken kan kopen. Dat leek Lotte wel wat, drinken halen bij willekeurige ‘thuizen’.

Niet lang daarna keek Lotte me aan met grote verschrikte ogen. “Kelsey?, van wie is deze thuis?” en ze richtte haar kleine hoofdje richting het gemeentehuis. ““Nou Lotte, dit is een heel bijzonder gebouw. Dit is namelijk het huis van de koning”, antwoordde ik. “En kijk, de Koning heeft bezoek want de rode loper ligt uit”. Haar ogen weerspiegelden haar geboren fantasie.

Tot op een zekere maandagavond: “Kijk Lotte de koning is thuis én hij krijgt bezoek!” “Uh, Kelsey. Dat is niet het huis van de Koning hoor” , hoor ik haar iets te betweterig zeggen. “Daar woont de gemeente.” Ik was even te verbaasd om wat te zeggen. “De Gemeente woont daar? Nee hoor, de koning woont daar Lotte. De koning van Deventer!” “Nee Kelsey, ik heb het mama gevraagd en mama zegt dat de gemeente daar woont.” “Oh en daar mag je dus niet je fiets neerzetten, want die haalt de gemeente weg”, vervolgt ze.

Vanaf dat moment was het over. Niets huis van de koning. De gemeente woont daar en dat is dat.  Als je nog geen vier bent, dan behoren koningen in grote huizen te wonen. Punt. Daarbij: Mijn verhaal maakte Deventer nóg historischer.

Dus burgemeester van Deventer. Wilt u voor één keer koning spelen? Koop ik wel een kroon, draagt u uw ketting en rollen we de rode loper uit. Dan komen wij op bezoek en kan ik Lotte laten zien dat er wel degelijk een koning van Deventer bestaat.

En zullen we afspreken dat de stad vol geheimen zit? Dat er een klein jongetje verstopt zit in de Deventer koek fabriek, net zoals Sjakie in de chocoladefabriek? En dat de gaten in de Bergkerk komen door een heks die tegen de kerk is aangevlogen? Dat er kleine deurtjes en kiertjes zijn waar stadskabouters wonen die in de nachten huizen bewaken? Ik ben voor!

Laatst vroeg Lotte tijdens onze avondwandeling waar ik eigenlijk woonde. “Daar” wees ik, en liet haar de Grote Lebuïnuskerk zien. Ik vertelde dat mensen daar komen om met God en Jezus te praten en om zich even thuis te voelen. Twee sprankelende oogjes keken mij aan: “Woon jij dáár? “Ik wil daar ook graag heen, Kelsey. Niet om me thuis te voelen, maar gewoon om even lekker te knuffelen met Jezus.” Een glimlach betoverde mijn gezicht.

Een nieuw jaar, een nieuw leven

2013 maakt plaats voor 2014. Een nieuw jaar, nieuwe mensen, nieuwe wensen. Voor velen zal het oud en nieuw-feest een herhalingsrecept zijn van voorgaande jaren: oliebollen bakken, de spaarrekening leeghalen en uitgeven aan sierloos vuurwerk, iedereen de beste wensen wensen, ruzie krijgen met zilveren kerstslingers die niet de boom uit te krijgen zijn en vervolgens opgelucht ademhalen als al het kerstige gedoe weer voorbij is.

Zo is het ook een beetje voor mij. 2013 was een bijzonder jaar. Waarin ik verhuisde van het ene huis naar de andere, ik mezelf assistent-drogist mocht noemen bij mijn splinternieuwe werkgever. Het jaar waarin onze geliefde oom onverwacht overleed en het jaar waarin ik me columnist mocht noemen voor de beste stichting ever: Villa Pinedo.

Nog niet zo heel lang geleden heb ik er twee columns aan gewijd, het overlijden van onze oom. Een wrede beslissing van ‘die beste Man daar bovenin de hemel’. Nog steeds begrijp ik het niet. Waarom de één mekkend en zeurend 96 wordt, en de andere die altijd vrolijk is nog geen 55. Het leven is niet eerlijk.

Gelukkig heb ik me mogen aansluiten bij een stichting die het oneerlijke leven wat minder oneerlijk maakt. Villa Pinedo, een stichting voor kinderen met gescheiden ouders. Waarin ieder kind welkom is in de Villa, want ieder kind is bijzonder. Maar waarin ik me dikwijls afvraag waarom sommige mensen ervoor hebben gekozen ouders te worden.

Ik doe dus ook maar mee met het ‘terugkijken op 2013’… Een jaar van uitersten. Daar waar het leven van een dierbare eindigde, begint er nu één van een ander; ik word tante.

Schaduw van de tijd

Mijn ogen voelen zwaar. De kleine lichtstraaltjes die nog binnen komen via de kiertjes tussen mijn wimpers houden mij nog enigzins wakker. Het kaarslicht is gedempt. De kaarsen die begin deze avond nog mooi egaal waren, zijn veranderd in kleine vlammende stompjes. Het verhuld hoelang we hier al liggen.

Je warme armen om me heen laten me veilig voelen. Je mooie, grote mannelijke handen beschermen mij. Ze zijn zacht, maar toch sterk. Het geeft me het verlangen. Het verlangen van de ideale droom.

Zachtjes knipper ik nog eens met mijn ogen. Het zachte getik van de klok, het nachtelijke gefluit van de vogels, je zware ademhaling. Het doet me beseffen hoe fijn stilte is. Stilte met jou. Alsof niets meer er toe doet. Alleen jij. En ik.

Ik draai me om. De smalle bank waarop we liggen laat me enigszins acrobatische capriolen uithalen, maar wanneer ik eenmaal met mijn gezicht naar je gekeerd ben voel ik daar niets meer van. Ik voel je adem in mijn gezicht. Je stralende ogen kijken me verlangend aan. Niets of niemand lijkt ons in de weg te staan. Even verdwaal ik in mijn gedachten. Je warme handen op mijn buik houden me in het nu. Zachtjes pak ik je hand en streel hem over mijn lichaam. Mijn hals, mijn borsten, mijn buik. Je handen geven zich over aan de mijne. Subtiel ontkleedt je mijn shirtje van mijn lichaam. Kleine, oranje sproetjes zijn nog maar zichtbaar in dit schaarse kaarslicht. Mijn zachte lippen glijden door je nek, over je tepels naar je buik. Onvermijdelijk hoor ik je zachte kreuntjes. Ik knoop je blouse open en gooi hem op de grond. Onze kledingstukken liggen kriskras door elkaar op je vloer. Niets of niemand houdt ons tegen. Het getik van de klok verdwijnt zachtjes verder op de achtergrond, deze nacht zal de tijd doen stil staan…